Outside of a cat, a book is woman's best friend. Inside of a cat it's too dark to read


zondag 25 november 2012

Oorlog en Vrede - L.N. Tolstoj

Deze indrukwekkende klassieker heb ik nu eindelijk herlezen - of toch niet?
Dat zit zo. Ik las nu van dit boek de dwarsliggeruitgave (met voor- en nawoord erbij 1785 p.) in een nieuwe vertaling van Peter Zeeman en Dieuwke Papma. Maar het is geen vertaling van wat in het nawoord van Anne Pries de 'canonieke versie' wordt genoemd. Tolstoj heeft het boek namelijk vele malen aangevuld, herschreven en heringedeeld, zodat een soort wirwar aan versie is ontstaan. En aangezien Tolstoj zelf nooit een 'juiste' versie heeft aangewezen, schijnen er nu twee versies te zijn die door de deskundologen als canoniek wordt aangemerkt. Een daarvan staat dus, naar ik aanneem, in mijn boekenkast in de vertaling van René de Vries. Als dwarsligger is nu echter een eerdere versie, waarschijnlijk 'de' eerste versie van het verhaal uitgebracht. Daarover schreef (volgens Anne Pries) een Russische bespreking toen deze versie in 2000 werd uitgebracht: "De tekst is ongeveer half zo lang als de canonieke versie en vijf maal zo interessant. Hij bevat meer vrede en minder oorlog, terwijl de filosofische uiteenzettingen veel beknopter zijn." Nu begrijp ik dus beter waarom ik dit boek - dat nu bijna leest als een trein - indertijd maar met moeite door kwam en waarom het aantal oorlogsscènes me dit keer zo meeviel. En het maakt me aan het twijfelen: al lezende heb ik de dwarsligger af en toe vergeleken met het boek uit m'n kast, en zag dan dat de personages en de gebeurtenissen wel overeenkwamen, maar ook dat ze veel en veel uitgebreider waren beschreven. Ik was dus eigenlijk van plan nu in één ruk door te gaan met deze 'lange versie', maar na lezing van het nawoord weet ik dat niet meer zo zeker: zit ik wel te wachten op meer filosofie en meer oorlog? Nou ja, dat zien we nog wel.
In ieder geval kan ik deze oerversie aan iedereen aanraden. Waar hij over gaat, veronderstel ik als min of
meer bekend: de familie Rostov, met als hoofdpersoon de geliefde Natasja, de familie Bolkonski, met als hoofdpersoon de knappe maar cynische Andrej, en diens vriend Pierre, een buitenbeentje, en hun levens en liefdes in de periode 1805-1812, met daarin de slagen om Austerlitz en Borodino. Het verhaal wordt vlot verteld/vertaald, bevat hele mooie scènes over vrede én over oorlog, heeft mooie zinnen en ook goede humor op z'n tijd. Dat maakt het minder belangrijk dat het verhaal af en toe fragmentarisch is en soms niet helemaal lijkt te kloppen. Van dat fragmentarische is het einde van het boek het beste voorvbeeld: na een witregel staat er  dat "beide bruiloften" op dezelfde dag werden gevierd. Huh? Dat er een bruiloft tussen Nikolaj en Marja zat aan te komen wist ik, maar de tweede? Terugvallend op het voorwoord vermoed ik dat het een bruiloft tussen Natasja en Pierre moet zijn, en dat klopt, want twee zinnen later staat er dat Natasja inmiddels gravin Bezoechova is. Maar hoe die twee bij elkaar zijn gekomen vertelt Tolstoj in deze versie niet... Dat mag echter de pret niet drukken.

Om het niet navertellen van het verhaal te compenseren, hierbij een flink aantal citaten, want wie kan zijn boek beter aanprijzen dan Tolstoj zelf?





Andrej op het slagveld bij Austerlitz:
"Bolkonski hoorde alles wat de over hem heen hangende Napoleon zei, hij hoorde dat Napoleon hem prees, maar het deed hem net zo weinig als wanneer er een vlieg boven zijn hoofd zou hebben gezoemd. Zijn borstkas brandde, hij voelde dat hij bloed verloor en staarde naar de verre, hoge, eeuwige hemel boven zich. (...) Hij wist dat het Napoleon was, zijn grote held, maar op dat moment leek Napoleon hem zo'n nietig wezen, vergeleken met datgene wat zich nu afspeelde tussen hemzelf, zijn ziel en die hoge eindeloze hemel met zijn voortjagende wolken." (p. 761)

"Het rijtuig en de paarden waren inmiddels allang op de andere oever gezet en ingespannen, de zon was al half ondergegaan, de intredende nachtvorst bezaaide de plassen bij het veer met sterren, maar Pierre bleef, tot verbazing van de lakeien, koetsiers en veerlieden, zwaaiend met zijn armen en slissend staan praten. Vorst Andrej stond nog steeds in dezelfde houding naar hem te luisteren, starend naar de rode weerschijn van de zon op het blauw worden ondergelopen land.
'Heus, mon ami,' besloot Pierre, 'er is een God in de hemel en er bestaat goedheid op aarde.'
Vorst Andrej zuchtte als een kind en wierp een stralende, kinderlijk tedere blik op Pierres hoogrood geworden, opgetogen gezicht, dat toch nog altijd enige schroom verried voor die superieure vriend.
'Ja, als dat eens waar was!' zei hij. 'Maar kom, laten we instappen.' En terwijl hij van de pont afliep, keek vorst Andrej omhoog, naar de heldere hemel, en voor het eerst sinds Austerlitz ontwaarde hij die hoge, eeuwige hemel die hij boven zich had gezien toen hij bloedend en zwaargewond op het slagveld lag." (p. 914).

"Nu, op de terugweg, moest vorst Andrej weer denken aan de eik die zo aansloot bij zijn gedachten over zichzelf, en hij tuurde de weg af, op zoek naar die oude reus met zijn bladloze verweerde arm, verwijtend uitgestrekt boven de jubelende, verliefde lente. Die oude reus was er niet meer: de warmte had haar werk gedaan, de voorjaarszon had hem opgewarmd, de grond was zacht geworden, en de oude reus had het niet langer uitgehouden, was zijn verwijten, zijn trots vergeten - al zijn tot voor kort kale, dreigende takken waren inmiddels gehuld in jong, sappig loof dat trilde in de lichte wind; prille blaadjes kropen te voorschijn ujit de stam, uit de knobbels van de ruwe schors, en de koppige oude reus vierde, voller, majestueuzer en vertederender dan wie of wat dan ook, het voorjaar, de liefde en de hoop." (p. 949, 950).

"Bonaparte trok zijn handschoenen uit en onthulde een kleine, mollige hand (een kapper! dacht Rostov). Nauwelijks had hij zijn hoofd ietsjes omgedraaid, of de personen uit zijn gevolg, die ogenblikkelijk bevroedden waar het  om ging, kwamen in beweging, gaven het ordeteken met het lintje aan elkaar door en sprongen naar voren om hem het kleinood aan te reiken zonder het naar achteren gestoken handje ook maar een seconde te laten wachten. Hij wist kennelijk dat het zo zou gaan. Hij strekte zijn hand uit en drukte zonder te kijken twee vingers op elkaar: het ordeteken zat ertussen. Hij trad op Lazarjev toe, sloeg zijn ogen op naar dat strakke soldatengezicht en keek zonder een spoor van emotie - dat gelaat van hem kón niet van uitdrukking veranderen - nog even om naar keizer Alexander, daarmee aangevend dat het voor hém was, waarna de hand met het ordeteken de knoop van soldaat Lazarjev even aanraakte, waarschijnlijk in de verwachting en veronderstelling dat het ding uit zichzelf aan de knoop van soldaat Lazarjev zou blijven vastzitten. Hij wist dat zijn hand, de hand van Napoleon, zich maar even hoefde te verwaardigen de borst van een Russische soldaat te beroeren, of de soldaat was al een heiligdom. Het kruis bleef inderdaad zitten, omdat er een kluwen gedienstige handen, Russische én Franse, toeschoot om het op te spelden." (p. 968/987).

"Toen Nikolaj de volgende ochtend vroeg in zijn kamerjas uit het raam keek, zag hij dat het een uitgelezen dag was om te jagen, mooier kon een jager zich niet wensen, alsof de hemel was gesmolten en neergedaald op aarde. Als er al sprake was van enige beweging in de lucht, dan was dat alleeen van boven naar beneden. Aan de kaal geworden takken in de tuin hingen dofgrijze druppels, de natte aarde in de moestuin glansde zwart als maanzaad, en wat neerdruilde uit de grijze oneindigheid was regen noch mist." (p. 1172)



“Als het gaat om historische gebeurtenissen zijn de groten der aarde de etiketten die een gebeurtenis van een naam voorzien, maar met de gebeurtenis zelf houden zij, gelijk etiketten, het minst van al verband.” (p. 1368).

“De meerderheid hengelde naar roebels, erekruisen en rangen en volgde daarbij uitsluitend de windwijzer van de keizerlijke genade; zodra men in de gaten kreeg in welke richting het vaantje draaide, begon heel dat militaire parasietenvolk diezelfde kant uit te blazen, waardoor het voor de tsaar des te lastiger werd het een andere kant op te krijgen.” (p. 1426)

“En waarom neemt iedereen het begrip ‘militair genie’ in de mond? Is iemand dan een genie als hij het klaarspeelt om op tijd de beschuiten te laten afleveren en de een naar links en de ander naar rechts laat marcheren? Waarom is winst maken of een onderneming leiden niet geniaal? Alleen maar omdat militairen met luister en macht zijn omgeven en het gajes de hielen van de macht likt en haar geniale kwaliteiten toedicht die ze niet heeft.” (p. 1441)

“Alle edellieden, grotendeels oude heren, bijziend, tandeloos, kalend en zwemmend in hun vet, zoals Pierre ze dag in dag uit bij hen thuis of op de Engelse club ontmoette, hadden zich in uniform gehesen, de meeste nog uit de tijd van Catahrina de Grote, en deze uniformering verleende de aanblik van al die bekende gezichten iets vreemds, alsof een grappenmaker de meest uiteenlopende waren uit een snuisterijenwinkel allemaal in hetzelfde papiertje had gerold.” (p. 1486).

“Een paard, neergezet op het schuine rad van een grutmolen, denkt dat het, naar believen met het linker- of het rechterbeen beginnend, het hoofd omhoog of omlaag houdend, in volledige vrijheid doorloopt omdat het zelf omhoog wil; zo ook meenden de ontelbare betrokkenen in deze oorlog, met al hun angsten, ijdelheden, gevoelens van opwinding en verontwaardiging, te weten wat ze deden, maar in wezen waren ze niets meer of minder dan paarden die in cadans voortstapten op het reusachtige rad van de geschiedenis en al zwoegend iets tot stand brachten waarvan de zin voor hen verborgen blijft maar voor ons te begrijpen is.” (p. 1502)
(Op deze gedachte gaat Tolstoj later door: hij stelt dat een oorlog niet wordt geleid, maar zich als het ware organisch ontwikkelt, niet omdat iemand dat wil, maar omdat het nu eenmaal zo moet. Interessante gedachte).

“Wat is er zoal nodig voor een succesvolle oorlogsvoering? En wat komt er bij kijken om een militair genie te zijn?
1. Bevoorrading, oftewel georganiseerde plundering.
2. Discipline, oftewel barbaars despotisme, de grootst mogelijke vrijheidsbeperking.
3. Inlichtingen weten te verkrijgen, oftewel spionage, misleiding, verraad.
4. Krijgslisten weten aan te wenden, oftewel bedrog.
5. Weten wat oorlog in essentie is: moord.
6. Weten wat de bezigheden van een militair zijn: ledigheid.
7. Weten wat de gewoontes in het leger zijn: liederlijkheid en drankzucht.
Zou er één zonde, één slechte kant van de menselijke natuur zijn die geen deel uitmaakt van het militaire leven? Hoe komt het dan toch dat het militaire beroep zo hoog in aanzien staat? Dat is omdat het de hoogste macht vertegenwoordigt. En macht trekt vleiers aan.” (p. 1513)
(Dit soort gedachten komen later ook in andere vormen terug. Oorlog en vrede lijkt zo wel een anti-oorlogsboek, wat ik me er helemaal niet van herinner. Zou de ‘canonieke versie’ op dit punt anders zijn?).

“Laat men mij niet voor de voeten werpen dat ik, om het optreden van erkende grote figuren te beschrijven, mijn toevlucht neem tot zulke triviale details als de anekdote van deze Kozak of die van de brug van Arcole, en dergelijke. Als er geen beschrijvingen bestonden die de meest banale details allure trachtten te verlenen, zou ik er niet eens aan begonnen zijn. In de beschrijvingen van Newtons elven kunnen details over zijn eetgewoontes en dat hij wel eens struikelde geen enkele invloed uitoefenen op zijn betekenis als groot man – ze zijn marginaal. Maar hier ligt dat compleet anders. God weet wat er zou overblijven van de groten der aarde, van de regeerders en krijgslieden, als je hun hele handel en wandel zou weergeven in gewone taal.” (p. 1572)


“op de zesentwintigste vond de slag bij Borodino plaats, door de historici een mijlpaal in de geschiedenis genoemd, de grote slag om Moskou waarvan tot op heden de verjaardag wordt gevierd, waarvoor toentertijd zowel in het Russische als in het Franse leger missen werden opgedragen om God te bedanken dat er bij de vijand zovelen waren gesneuveld, een slag die Koetoezov in een brief aan de tsaar beweerde te hebben gewonnen terwijl Napoleon tegenover zijn eigen leger en volk hetzelfde verklaarde, een slag die tot op de dag van vandaag aanleiding geeft tot discussies over de vraag wiens strategie de beste en de ‘geniaalste’ (vooral dat laatste woord neemt men graag in de mond) was geweest. Voor ons, als getuigen achteraf, is die gebeurtenis daarentegen een even tragische als unieke moordpartij, interessant voor zover tachtigduizend moorden gepleegd op een en dezelfde dag en plaats interessanter zijn dan één (…) (p. 1630/1631).


Andrej legt aan Pierre uit hoe het in een veldslag gaat:
“’Hoe kan ik je nou ’s duidelijk maken dat het één grote leugen is, en hoe ver de gangbare opvatting van wat oorlog is afstaat van de realiteit? (…) Goed, laat ik beginnen met te zeggen dat er nooit veldslagen plaatshebben waar de troepen slaags raken, en dat zal morgen evenmin het geval zijn.
‘’Dat snap ik niet,’ zei Pierre. ‘Ze rukken toch tegen elkaar op en binden dan toch de strijd aan?’
‘Nee, ze rukken op, ze schieten en ze maken elkaar bang. (…) “Hij heeft de Russische dragonders teruggeworpen… Ze gingen elkaar te lijf met bajonetten.” Zulke dingen gebeuren in werkelijkheid helemaal nooit en kunnen ook niet gebeuren. Niet één regiment heeft er ooit met de sabel op los gehakt of heeft ooit de bajonet als steekwapen gebruikt, het heeft alleen maar gedaan alsof het dat van plan was, en dan werden de vijanden bang en sloegen op de vlucht. Mijn doel voor morgen bestaat er niet in de bajonet te beproeven of ero los te slaan, maar te verhinderen dat mijn soldaten uit angst de benen nemen, angst waarvan zij net zo goed als ik last zullen hebben. M’n enige doel is dat ze gezamenlijk opmarcheren en de Fransen bang maken, en dat de Fransen eerder bang zullen worden dan wij.” (p. 1669/1670).




2 opmerkingen:

  1. Goed om te lezen dit. Hij staat ook nog op mijn lijstje en zo te horen kan ik dus beter voor de dwarsligger kiezen. Hij gaat op mijn lijstje. groet! Maaike B

    BeantwoordenVerwijderen
  2. De z.g. "nieuwe" vertaling(en) zijn allemaal gebaseerd op die van Dr.A.E.Boutelje die dit begin 1940-ger jaren al voltooide voordat hij werd vermoord (Sobibor). Woorden war moderner aankleden, zinnen een voor deze tijd aangepaste wending geven en je hebt een "nieuwe" vertaling ! Bouteljes werk werd in 1949 door van Lochem Slaterus uitgegeven, prachtig geillustreerd met litho's van Aard van Dobbenburg.
    Johan van Leer,
    SANTA MONICA CA
    USA

    BeantwoordenVerwijderen