Dit is een boek (306 p.) van Den Tex uit 1996, en ik wist
eigenlijk niet dat hij al zo lang schreef. Maar het is misschien wel een
vroege, maar ook een echte Den Tex, voor zover ik dat kan beoordelen (ik las
hiervoor alleen CEL en De macht van meneer Miller). Interessant en spannend,
dus. Om hier verder niets te verklappen houd ik het bij de tip: let op de naam
van de boot. Want daar gaat dit boek over: Ellen Brachman, schadebehandelaar
bij scheepsverzekeraar European Hayward, heeft het gevoel dat er fraude in het
spel is bij het zinken van een schip dat onlangs voor 56 miljoen bij haar werkgever
is verzekerd. Maar hoe bewijs je dat? Om dat uit te leggen geeft Den Tex je in
dit boek een interessant kijkje in de ingewikkelde
maar boeiende wereld van de
scheepsverzekering. En als slagroom op de taart geeft hij ook nog een beeld van Buenos
Aires en Tigres, omdat Brachman daar voor haar onderzoek naartoe reist. Uit de aansprekende beschrijving van Argentinië maak ik op dat Den
Tex daar zelf geweest moet zijn. En dat de Maxima-connectie toen hij
dit boek schreef nog niet bestond (of althans: nog niet bekend was), want daar
refereert hij geheel niet aan. Tussendoor laat Den Tex zijn personages zich op
de van hem bekende wijze quasi filosofisch uitlaten over het leven en
dergelijke zaken. Meestal spreekt me dat niet zo aan, maar in dit boek zaten
een paar aardige. Zo is er de gevleugelde uitdrukking van Ellen: “ Als we
eieren hadden, konden we eieren met spek maken. Als we spek hadden”. Het “as is verbrande turf” van mijn moeder en
grootmoeder is kernachtiger, maar deze is toch wel heel aardig. Dit boek is dus een aanrader, en niet alleen voor Den Tex fans. Voor wie nog overtuigd moet worden hieronder nog enkele citaten:
“Vierhonderd mensen in een pijp hoog in de lucht. Een lange vliegreis is een soort pauze in het leven. Wie zijn handtekening onder het boekingsformulier zet, verklaart zich bereid zestien uur van zijn leven in te leveren om zo snel mogelijk naar de andere kant van de wereld te reizen. In een volle Boeing 747 doen vierhonderd mensen gezamenlijk afstand van zo’n zes en een half duizend levensuren. Een dikke tweehonderdzeventig dagen. Ellen vroeg zich af wat er met al die tijd gebeurde. Ze strekte zich in haar stoel en sloot haar ogen. Geef mij maar, dacht ze.” (p. 161/162).
“Vertrouwde waarden kwamen bovendrijven. Niet zomaar,
natuurlijk. Ze was ermee opgegroeid. Geen woorden, maar daden was regel nummer
één. Niet lullen, maar poetsen nummer twee. Garen van de klos nummer drie. En
daarna bleef het een hele tijd stil.” (p. 197/198)
“’De tijd heelt, de tijd zal het leren’, zei hij, ‘en
de tijd vliegt. Mooier kan het toch niet?’ (p. 310).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten