Outside of a cat, a book is woman's best friend. Inside of a cat it's too dark to read


vrijdag 7 december 2012

De inzending - Amy Waldman



Dit boek (403 p., vertaling Thera Idema) las ik omdat het het maandboek was bij de boekgrrls. Nadat ik hen eerst had gemeld dat het wat moeizaam las, stuurde ik hen het volgende verslag:

Nou, krap een week later is het boek toch uit. Het doorlezen bleef bij vlagen wat moeizaam gaan, maar het verhaal is interessant en intrigerend genoeg om het boek uit te willen lezen, en bovendien waren er ook flinke delen van het boek die me erg aanspraken. Dat geldt in het bijzonder over het verhaal van Asma Haque. Zij is een vrouw van Bengalese afkomst en echtgenote van de door de aanslag van 9/11 overleden Inam. Ze is met hem op een toeristenvisum naar de VS gekomen, en woont dus illegaal in de wijk Kensington, waar zich een hele Bengalese gemeenschap bevindt. Ze spreekt geen Engels en heeft geen werk, maar wel een kind van Inam. En ze is dus na bestaande. Net als Claire Burwell, een rijke blanke en mooie Amerikaanse met twee kindertjes, William en Penelope, wiens man Cal is omgekomen bij de aanslag. Claire is als vertegenwoordigster van de nabestaanden lid  van een jury die – zo’n twee jaar na de aanslag – een keuze moet maken uit de inzendingen die meedingen in de ontwerpwedstrijd voor een monument dat op de plaats van de aanslag zal worden opgericht. Die inzendingen worden anoniem door de jury beoordeeld, en zo kan het gebeuren dat de wedstrijd wordt gewonnen door Mohammad Khan, roepnaam Mo, een moslim. Oei,
wat nu?
Voordat juryvoorzitter en bobo Paul Rubin zich kan bezinnen op wat te doen lekt iemand naar persmuskiet Alyssa  Spier dat een moslim de wedstrijd heeft gewonnen. En dan zijn de poppen aan het dansen, wat nog erger wordt als de architectuurcriticus van de Times in de kunstbijlage schrijft dat het ontwerp van Khan – een in vierkanten verdeelde tuin – overeenkomsten vertoont met tuinen die al eeuwen in de islamitische wereld worden gebouwd: “Er stonden foto’s bij van het Alhambra in Spanje, de Tombe van Humayan in India (…) De overeenkomst was treffend. De criticus benoemde de tuinen als een van de vele rijke kunstvormen van de islamitische wereld. Hij schreef:  ‘Uiteraard weet niemand of deze overeenkomsten exact zijn, of zelfs bedoeld (…). Er kunnen stemmen opgaan die zeggen dat de ontwerpen ons bespot, of dat hij speelt met zijn religieuze erfgoed. Of probeert hij misschien iets belangrijkers over te brengen met betrekking tot de relatie tussen de islam en het Westen? Zouden deze vragen over deze mogelijke invloeden wel worden opgeworpen als het geen moslim was?” (p. 164).
Het antwoord op die laatste vraag zou heel goed ‘nee’ kunnen zijn, maar dat maakt niet uit, want dit bericht is koren op de molen van velen, waaronder de uiterst felle (lees: Wilders-achtige) Debbie Dawson en haar Red Amerika van de Islam-club en van Sean Gallagher, die zijn broer Patrick heeft verloren bij de aanslag, boos is dat hij niet is gekozen als jurylid en los daarvan ongelukkig is omdat hij het niet maakt in het leven en denkt/weet dat zijn ouders liever hadden gehad dat niet Patrick, maar hij was omgekomen bij de aanslag. In een gefrustreerde impuls trekt Sean tijdens een mede door hem georganiseerde demonstratie tegen het monument, dat inmiddels door de tegenstanders wordt bestempeld als ‘martelarenparadijs’, een vrouw de hoofddoek van het hoofd. Dat krijgt navolging en de boel loopt heftig uit de hand: “Veertien hoofddoekincidenten verspreid over het land, met als reactie vijfentwintig patrouillerende zelfverdedigingsbrigades van moslims. Elf ontwijdingen van moskeeën in acht staten, het roosteren van een varken als protest bij een moskee in Tennessee niet meegeteld, maar inclusief de hondendrol die op de stoep van een moskee in Massachusetts werd achtergelaten. Tweeëntwintig moslimlanden die hun zorg uitspraken over de behandeling van moslims door Amerika en over de wijze waarop de islam in de media werd neergezet. Zes ernstige bedreigingen van Amerikaanse belangen in het buitenland door islamitische extremisten die wraak zwoeren voorde vervolging van Khan. En, het zorgwekkendst van alles voor en land dat tot nu toe vrij was van binnenlands jihadterrorisme: drie verijdelde aanslagpogingen in eigen land”.  (p. 287). En ook meer weldenkende mensen weten niet goed wat ze met de situatie aanmoeten: “Inwoners van Manhattan die altijd trots waren geweest op hun vrijdenkersmentaliteit gaven nu toe dat ze er met hun therapeuten over praatten dat ze moeite hadden met Mohammad Khan als ontwerper van het monument. ‘Het is heel vervelend, (…) Een instinctief gevoel binnen in me zegt er “nee”tegen, al zegt mijn verstand “ja”- een beetje alsof je seks met iemand wilt hebben maar je lichaam niet meewerkt, of je wilt het niet en je lichaam doet het toch (…)” (p. 176). En een spreker op de hoorzitting over het monument “Alan Bolton. Ik ben mijn zoon Jason verloren. Ik vind de gedachte dat een moslim het monument ontwerpt, en zelfs dat het islamitische elementen heeft, niet beledigend. Ik vind het ongevoelig, wat iets anders is” (p. 304).
Een extra probleem vormt Khan zelf, een figuur die ik in de loop van het verhaal steeds onsympathieker  vond worden. Hij stelt zonder enige concessie zijn recht om net zo behandeld te worden als een niet-islamitische architect voorop en trekt dat zo ver door dat hij weigert antwoord te geven op bijvoorbeeld de vragen die de architectuurcriticus van de Times heeft opgeworpen, en zelfs op de vraag of hij de aanslagen verwerpt, die Claire – voorstandster van Kahn’s ontwerp maar onzeker geworden door zijn afwijzende houding – hem stelt.
Al met al blijft het tot tegen het einde van het boek onzeker hoe de controverse af zal lopen. Wat de uitkomst is, zal ik niet verklappen. En ook wat de rol van Asma in het geheel is, moet iedereen zelf maar lezen en deze fantasievolle maar ook heel herkenbare ‘wat als’-roman.


Tot slot nog een paar losse citaten (misschien niet tot het einde doorlezen als je niets verklapper-achtigs wilt):

Als Sean zijn excuses voor het hoofddoekincident gaat aanbieden bij de Amerikaanse Coördinerende Moslimraad, vertrouwen de aanwezigen hem niet:
“U hebt een betoging georganiseerd waarbij mensen doodsbedreigingen hebben geuit. U trok een hoofddoek van een vrouw af. Hoe moeten wij weten waartoe u nog meer in staat bent?’
Ik ben tot niets in staat, dacht Sean. Hij haalde zijn portefeuille uit zijn zak, waarbij er een paar kassabonnetjes op de grond dwarrelden, en pakte er een fotootje uit van Patrick in zijn gala-uniform. Hij hield het fotootje omhoog. Iedereen spande zich in om het te zien. ‘Dit was mijn broer. Mijn broer is omgekomen. Die werd vermoord. Door moslims. Jezus! Waarom is het zo moeilijk om het juiste te doen?’” (p. 251)
Over de matroesjkapoppetjes die Cal van zijn gezin heeft laten maken:
“Zijn oorspronkelijke idee voor de poppetjes, zoals hij dat had voorgelegd aan de voormalige kunstrestaurateur uit Moskou die hij had gevonden om de poppetjes te maken, was dat de kleine Penelope in William zou zitten, die in Claire zou zitten, die in Cal zou zitten. Maar toen William vroeg waarom papa de grootste pop kreeg, bestelde Cal drie extra sets waarin ze allemaal een keer de grootste pop waren.” (p. 325; ik vond dit een ontzettend leuk idee van die Cal J)

Als de gouverneur van de staat het ontwerp van Khan ongeschikt wil verklaren om van het probleem af te zijn:
“’Koninginnen verklaren,’ zei Paul. ‘Gouverneurs leggen uit.’” (p. 344; mooi staaltje van samenvatten van het begrip democratie).

Over Nasruddin, een oudere Bengalees die de toeverlaat is van de hele wijk:
“’Oprah!’ gilde zijn dochter Tasleen, nadat Asma had gevraagd wie dat was. ‘Dat is die donkere vrouw. Heel beroemd, heel beroemd. Ze geeft auto’s weg. Ik breng u wel. Ik ben bezig met mijn rijbewijs…’
O ja? Dit was nieuws voor Nasruddin.” (p. 335)
“Brieven vonden hun weg naar Asma, al had ze geen geregistreerd woonadres. Aangezien ze geen Engels kon lezen, gaf ze de brieven aan Nasruddin, die als enige de woorden zag: ‘we gooien je op de brandstapel’ – zulke kwetsende woorden, gezien de wijze waarop Inam was gestorven – ‘terroristenkreng’ en ‘gore trut’. Nasruddin wist niet dat de Engelse taal zo duivels kon zijn. Hij kende een aantal van die woorden niet eens en moest ze tot zijn verlegenheid aan zijn dochter voorleggen, die ze allemaal wel kende.” (p. 337)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten