Outside of a cat, a book is woman's best friend. Inside of a cat it's too dark to read


vrijdag 11 mei 2012

Het verdriet van België – Hugo Claus


Indrukwekkend, dit magnum opus (767 p.) van Claus. Het bestaat uit twee delen. Deel I het Het verdriet, en bestaat uit zevenentwintig hoofdstukken over de jongensjaren van Louis Seynaeve, die hij doorbrengt in een internaat en, in de vakanties, bij zijn familie. Het tweede deel heet Van België. Dat deel is niet onderverdeeld in hoofdstukken, maar in passages die alleen door een witregel van elkaar gescheiden zijn. Het verhaal over Louis gaat verder bij zijn middelbare schooltijd. En zo groeit hij op in de oorlog, in een familie die collaboreert en in een België dat uiterst verdeeld is. Niet alleen door de oorlog, maar ook door de kwestie tussen Vlamingen en Walen. Dat maakte het tweede deel van dit boek voor mij wat
moeilijk leesbaar: ik weet vrijwel niets van hoe het de Belgen in de oorlog is vergaan, en wikipedia raadplegen leverde wel enige informatie op maar er is toch een meer gedetailleerde kennis voor nodig om het boek helemaal te begrijpen, vermoed ik. Desondanks heb ik het boek met plezier uitgelezen, want het is wel enorm goed geschreven (deed door de humor en het sappige Vlaams een beetje denken aan Verhulst), zit erg goed in elkaar (je volgt Louis en door zijn associaties tussen het heden en zijn herinneringen vormen de losse episodes toch een eenheid) en – waar de lijn van het verhaal te volgen valt – interessant genoeg. Een mooie vondst is dat aan het eind van Van België blijkt dat Het verdriet een pennevrucht is van Louis, die schrijver wil worden. Daardoor ‘klopt’ het ineens dat Het verdriet toch stilistisch anders is dan Van België (en wat mij betreft ook wat beter, omdat ik het beter begreep). Knap, hoor.
Overigens komt de titel van het boek op een paar plaatsen terug. Zo zegt een van Louis’ grootmoeders, vertellend over de tijd dat zijn vader en een van zijn ooms jongemannen waren,  tegen hem:  “Het was schreien of kletsen geven in die tijd en in die tijd kon ik niet schreien, het was lijk dat ik al het verdriet van België over mij liet komen.” (p. 241) en staat er over een meisje waar Louis door geïntrigeerd is dat hij het beeld verjoeg “ van de apothekersdochter zoals zij in de bus op weg naar Wierebeke achter de chauffeur had gezeten met al het verdriet van België in haar ogen die weerspiegeld wijd in het raam keken als naar hem.” (p. 402). Later zegt dezelfde grootmoeder tegen Louis:  “’Het verdriet van België, dat zijt gij” (p. 521). Later, als het gezin Seynaeve erover denkt te emigreren naar Argentinië, staat er: “Zelfs Mama liet zich meeslepen die avond.  ‘Want hier is toch alleen maar verdriet te verwachten,’ zei zij.  ‘Het verdriet van België,’ zei Papa.” (p. 703). En tegen het einde onderhandelt Louis over de titel van zijn verhaal  dat hij inlevert bij de krant omdat er een prijsvraag is uitgeschreven – waarbij hij  voorgeeft dat zijn broer, die overleden is in een concentratiekamp, het geschreven heeft:
“’Er staan afschuwelijke dingen in zeker?’
‘Het is meer over mijn jeugd.’
Het verdriet, het is een goede titel. Aan de andere kant… Mankeert er iets aan. Het is… het is… zo kaal. Iedereen heeft verdriet. Waarom noemt ge het niet  Verdriet om het Vaderland. Ik verzorg dikwijls de titels van ons huisorgaan hier en…’
‘Ik weet niet of mijn broer dat goed zou vinden.’
‘Of gewoon, simpelweg Het verdriet van België. Twee doffe e’s en twee ie’s. In het Engels: The sorrow of Belgium. Als ge de prijs wint met die titel kunt ge altijd eens op mij peinzen, een kleine procent.’ Het was een grap. Het was geen grap.
‘Ik dacht het geld aan Louis’ moeder te geven,’ zei Louis. ‘Zij spaart voor een gedenksteen.’” (p. 756).
En ten slotte, in een flard tekst die wordt uitgesproken op een receptie na de publicatie van het boek van Louis:
“’Maar toen hij zeventien was is hij ermee opgehouden. Ik heb daar veel verdriet van gehad, het verdriet van België, ahaha.’” (p. 770)
Al met al een verzameling waaruit ik niet eenduidig kan afleiden wat het verdriet van België nu precies is. Gaat het om de moeizame familieverhoudingen, of om het collaboreren, of ziet Claus zichzelf als het verdriet van België? Ik weet vooralsnog het antwoord op deze vragen niet. Misschien een reden om het boek ooit te herlezen…

Overigens komen de Nederlanders in het boek niet voor, behalve in deze passage:
“’De Atlantikwal,’ zei apotheker  Paelinck, ‘daar zitten serieuze gaten in. En dat komt, ge weet dat ik mijn woorden wik en weeg, omdat de Duitsers zo stom zijn geweest om er Hollanders aan het werk te zetten. Ik ben voor Groot Dietsland, dat is bekend, maar die Hollanders erbij, dat is een grove vergissing. Redeneer eens. Een Hollander is eerst en vooral een commerçant, dus dat wil zeggen dat vanaf de meestergast tot de simpelste metselaar iedereen op het materiaal verdient. Bijvoorbeeld, op een bunker die een dekkingsdikte van twee meter moet hebben brengen ze een aantal centimeters minder aan, op heel de breedte van de Atlantikwal gaan zo veel guldens in de Hollander zijn binnenzak. Ze verdienen op het beton, op het staal, op de schroeven, of de planken. De Duitsers die daar zitten zijn stekeblind, want de meesten zijn daar in Genesungsurlaub of het zijn zulke beginnelingen dat zij als zij landmijnen moeten leggen over hun eigen voeten struikelen en over een draad en de lucht ingaan.’ (p. 603).
Weten we ook weer hoe de Belgen (en Claus) tegen ons aankijken…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten