Outside of a cat, a book is woman's best friend. Inside of a cat it's too dark to read


vrijdag 11 mei 2012

HhhH – Laurent Binet


Iedereen zal het al wel via de media hebben vernomen: dit is een heel bijzonder boek (340 p.; vertaling Liesbeth van Nes). In een uitstekende vertaling trouwens, lijkt me (voor zover je daar over kunt oordelen als je geen Frans kunt lezen en het origineel er niet naast hebt gelegd; maar zie bijvoorbeeld het woord defenestratie op p. 226 en lees de verklaring in Van Dale; dit is gewoon goed).
Het gaat, zoals inmiddels wel bekend zal zijn, over nazikopstuk Reinhard Heydrich en over de aanslag die in Praag op hem is gepleegd – met uiteindelijk dodelijk gevolg. Uiteindelijk, omdat de aanslag in eerste instantie niet lijkt te lukken. En wat mij betreft is het ook absoluut de verdienste van Binet dat ik, terwijl ik toch tevoren had gelezen dat Heydirch de aanslag niet had overleefd, bij het lezen over de aanslag ging twijfelen en bang werd: het gaat toch niet mislukken?!?
Het boek werd aangeprezen als combinatie van fictie en non fictie, maar is naar mijn mening toch vooral het
laatste. Het verhaal over Heidrich en over de aanslag wordt immers minutieus door Binet verteld. Maar het is toch geen gewone non fictie, want tussendoor beschrijft Binet het schrijfproces, waarbij hij vooral benadrukt dat hij het verhaal beslist niet wil fictionaliseren, hij wil alleen opschrijven wat hij uit historische bronnen weet, niets erbij verzinnen. Soms doet hij dat onwillekeurig toch – wat je als lezer onmiddellijk merkt, want: hoe weet Binet dat die persoon op dat moment droevig was en dat-en-dat dacht, dat kan toch niet? – en daar geeft hij dan gelijk zelf commentaar op (ik zou het eigenlijk moeten schrappen, maar laat het toch maar staan; misschien was het echt zo). Wat ik bijzonder vind is dat je hierdoor als lezer tegelijkertijd begrijpt waarom Binet niet wil romantiseren (wat er gebeurt is in zichzelf meer dan vertellenswaardig en verdient het herinnerd te worden) en merkt dat het op de schaarse momenten dat hij dat toch doet, wel werkt. Feiten – hoe erg ook – blijven op een afstand terwijl fictie uitnodigt tot in- en meeleven. Het bijzondere van dit boek vind ik dan ook dat het Binet lukt om je, ook al blijft hij in het leeuwendeel van het boek bij de feiten, te laten meeleven. Zo merkte ik tegen het eind van het boek dat ik werkelijk moest huilen om wat er met de personen gebeurde. Personen, niet personages. Terwijl ik vaak heb meegemaakt dat ik verdriet had om/met personages, en me daarbij tegelijk realiseerde dat dat verdriet niet echt erg was omdat het ging om niet bestaande mensen. Uiteindelijk dus altijd een soor feel good movie-effect, zelfs bij een verdrietig of naar verhaal. Dat is bij dit boek dus anders: niks geen feel good, het is alleen maar en niet anders dan verschrikkelijk wat Binet hier beschrijft. Wat mij betreft is Binet dus in zijn opzet geslaagd om met dit boek een monument op te richten voor de plegers van de aanslag (en alle ‘gewone’ mensen in Praag die hen hulp hebben geboden) die bij het op zich nemen van deze taak wisten dat ze (echt!) ten dode waren opgeschreven en zich blind moesten houden voor de verschrikkelijke gevolgen die de Duitsers aan hun daad zouden verbinden.
Enkele citaten:
Een gewaagde en overdenkenswaardige stelling:
“In de overgrote meerderheid van de gevallen zullen de joden aan de oproep van hun vijanden gehoor geven, of het nu om emigreren gaat, zoals in 1938, of om naar Treblinka of Auschwitz te worden gestuurd, zoals in 1943. Als ze dat niet hadden gedaan zou elke massale uitroeiingspolitiek onoplosbare inventarisatieproblemen hebben opgeleverd en dus werkelijk onmogelijk zijn geweest. Anders gezegd, er zouden natuurlijk talloze misdaden hebben plaatsgevonden, maar alles wijst erop dat we dan niet van genocide hadden kunnen spreken.” (p. 71)

Over waar het boek over gaat (operatie Anthropoid is de codenaam van de aanslag):
“Als ik praat over het boek dat ik aan het schrijven ben, zeg ik: ‘Mijn boek over Heydrich.’Toch is het niet de bedoeling dat Heydrich de hoofdpersoon van dit verhaal is. Al die jaren dat dit boek in mij ligt te gisten, heb ik nooit aan een andere titel gedacht dan ‘Operatie Anthropoid’ (en als dat niet de titel is die ooit op de kaft komt te staan, dan weet u dat ik heb toegegeven aan de uitgever die er niet aan wilde: te veel SF, te veel Robert Ludlum kennelijk).” (p. 108).

“Tegelijkertijd heb ik gezegd dat ik geen geschiedenishandboek wilde schrijven. Ik maak een persoonlijke zaak van deze geschiedenis. Daarom vermengen mijn droombeelden zich soms met de bewezen feiten. Zo is het nu eenmaal.” (p. 114).

Vriendin Natacha is iemand met wie Binet over het boek praat en aan wij hij stukken laat lezen:
“Natacha leest het hoofdstuk dat ik net heb geschreven. Bij de tweede zin roept ze uit: ‘Hoezo, “het bloed stijgt naar zijn wangen”? “Zijn hersens bonzen tegen zijn schedelwand”? Dat heb je verzonnen!” (p. 138)

“De doden zijn dood en het maakt hun niet uit of hun eer wordt bewezen. Het is voor ons, de levenden, dat het iets betekent. De herinnering heeft geen enkel nut voor hen die ze eert, maar ze dient degenen die zich ervan bedienen. Met mijn herinnering bouw ik mijn identiteit op, met haar troost ik me.
(…) Ik weet nu al dat alleen de Moravics en misschien de Fafeks een plaats zullen krijgen in mijn verhaalstructuur. De Svatos, de Nováks en de Zelenka’s, nog afgezien van al die mensen van wie ik de naam of het bestaan niet ken, zullen naar de vergetelheid terugkeren. En een naam is maar een naam, in feite. Ik denk aan hun allen. Ik wil hun iets zeggen. En als niemand me hoort, is dat niet erg. Niet voor hen en niet voor mij. Misschien zal ergens op een dag iemand die behoefte aan troost heeft, het verhaal schrijven van de Nováks en de Svatos, van de Zelenka’s of de Fafeks.” (p. 191/192).

“Ik begin het geloof ik te begrijpen: ik ben een infra-roman aan het schrijven.” (p. 256).

Dit is waarschijnlijk wel romantiseren: wordt Binet zelf een romanpersonage?
“Het moment nadert, ik voel het. De Mercedes is onderweg. Hij komt eraan. Er zweeft iets in de Praagse lucht dat me tot op het bot raakt.” (p. 256)

En dan nog twee andere boeken (romans) over deze materie/tijd die Binet in het boek noemt:
Mendelssohn is op het dak – Jiri Weil
Seven men at Daybreak – Alan Burgess
Het eerste werd onlangs in de Tros Nieuwsshow besproken en heftig aangeraden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten