Een intrigerend en - wat mij betreft tot tegen het einde – aansprekend verhaal (242
p.; vertaling Aris J. van Braam) over een vrouw die met haar (nieuwe) vriend en
een bevriend stel teruggaat naar de plaats waar ze is opgegroeid. Die plaats is
een eiland in een groot meer, waar het ouderlijk gezin van de vrouw (en
vertelster) woonde in een sobere woning en zich grotendeels selfsupporting in
leven hield. Ik vond het kijkje dat het boek in een dergelijk leven geeft –
volgens de achterflap is Atwood zelf in soortgelijke omstandigheden opgegroeid
– heel interessant, en de reden waarom de vrouw met haar vrienden naar het
eiland is gegaan – haar vader, die er nog steeds woonde, is verdwenen – brengt
enige spanning in het verhaal: waar is de vader gebleven, zal hij
gevonden
worden? Wat ik jammer vond is dat deze zoektocht tegen het einde van het
verhaal op de achtergrond raakt en wordt vervangen door een soort zoektocht van
de vrouw naar zichzelf, waartoe ze een psychotische periode meemaakt. Dat had
voor mij eerlijk gezegd niet gehoeven, met een ander einde had ik het verhaal
waarschijnlijk bevredigender gevonden. Maar ja, dit is waarschijnlijk wel waar
de titel van het boek (in het Engels: Surfacing) op slaat. Een citaat dat mij als vegetariër wel aansprak, laat zien hoe de vrouw aan het denken is over het leven en tegelijk een klein beetje tot uitdrukking brengt dat verspilling uit den boze is bij het leven in de natuur. De vrouw herinnert zich een dode reiger die ze heeft gezien:
“Ik vroeg me af of hij vrijwillig, met instemming, was gestorven, of Christus vrijwillig was gestorven: ieder wezen dat in onze plaats lijdt en sterft is Christus; als ze geen vogels en vissen hadden gedood zouden ze ons gedood hebben. De dieren sterven opdat wij leven, ze dienen als vervanging voor mensen; de herten die in de hefst door jagers worden gedood, ook zij zijn Christus. En we eten ze op, uit blikjes of op een andere manier; wij zijn eters van de dood, het dode vlees van Christus herrijs in ons en schenkt ons het leven. Vlees inblik, Jezus in blik, zelfs planten zijn Christus. Maar wij weigeren te aanbidden; het lichaam aanbidt met bloed en spieren maar datgene wat er in die knol, ons hoofd, zit aanbidt niet, weigert te aanbidden; het hoofd is hebzuchtig, het neemt, maar dankt niet.” (p. 180).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten