Outside of a cat, a book is woman's best friend. Inside of a cat it's too dark to read


vrijdag 28 september 2012

Wij zijn maar wij zijn niet geschift – Tim Krabbé



Van dit boek (407 p.) over de schietpartij van Columbine ben ik zeer onder de indruk. Krabbé heeft een enorme speurtocht ondernomen op internet – waarop al zijn bronnen te vinden zijn, of soms: waren – om verslag te kunnen doen van de moorden die Eric Harris en Dylan Klebold pleegden op hun middelbare school en van de gebeurtenissen die daaraan vooraf gingen. Die gebeurtenissen die eraan vooraf gingen beslaan het grootste deel van het boek: na een naar zijn aard uiterst spannende  beschrijving van de moorden op 20 april 1999 – niets gefictionaliseerd, alles gereconstrueerd op grond van politierapporten, geluidsopnamen en getuigenverslagen, zoals het hele boek – gaat Krabbé terug naar het najaar van 1993, het jaar waarin Eric en Dylan elkaar als twaalfjarigen leren kennen. Het lijken twee tamelijk gewone jongens uit
twee hele gewone, bijna model gezinnen. Maar ze hebben allebei behoorlijk agressieve fantasieën, die ze niet eens altijd verborgen houden. Eric is een soort nerd die een website heeft waar hij agressieve taal uitslaat. Dylan is een wat socialer type, maar blijkt een volslagen gestoorde geest als je de dagboekpassages leest die hij onregelmatig bijhield. Dat dagboek was uiteraard, anders dan de website van Eric, niet voor anderen kenbaar, maar in het boek zijn ook gesprekken opgenomen van Eric en Dylan met klasgenoten, vrienden, collega’s van hun weekendbaantjes, waarin beiden vaak hun agressieve ideeën tegen uitten. En er staat een opstel in van Dylan over een zeer agressieve fantasie van hem. De lerares stoort zich aan het grove taalgebruik, maar vindt Dylan ook een uitstekende schrijver/verteller, al heeft ze met het verhaal ‘wat moeite’ en vindt ze het zelfs ‘onaanvaardbaar’. En dat Dylan een goede verteller is, is waar: het opstel is een enorm goed geschreven verhaal. Maar toch raar dat de decaan waar de lerares het verhaal aan laat zien, niets onderneemt (p. 243/244). Uiteraard lopen Eric en Dylan niet te koop met alles wat ze doen. Zo weten hun ouders – als ik het goed begreep – nauwelijks dat ze drinken en uiteraard al helemaal niet dat ze bommen maken en uittesten. En ook bij de reclasseringsambtenaar waar ze terecht komen na een diefstal spelen ze uitstekend mooi weer. Het is gewoon griezelig hoe die meent dat de twee weer op het rechte pad zijn en het best zullen gaan redden in de maatschappij. Intussen komt ‘NBK’ (de afkorting van de film Natural Born Killers die Eric en Dylan voor hun plan gebruiken) stapje voor stapje dichterbij. Ook op de dag zelf zit Eric nog op internet: “Om elf over halfnegen (…) uploadt Eric een nieuw gebruikersprofiel naar een chatroom van AOL:
Naam:                  Eric Harris
Hobby’s:             vandaag is mijn laatste dag op aarde
Computers:       wees voorbereid” (p. 295).
Hierna, in het vijfde en laatste hoofdstuk van het boek, analyseert Krabbé de gegevens die hij in het voorgaande hoofdstuk zo minutieus op een rijtje heeft gezet. Daarbij komt hij tot de conclusie dat, anders dan iedereen altijd heeft gedacht, niet Eric maar Dylan de leider was van het stel. Voor wat ’t waard is, zou je zeggen, maar het lijkt me wel degelijk een belangrijke poging om te begrijpen wat er nu precies is gebeurd, en vooral hoe het heeft kúnnen gebeuren en Krabbé onderbouwt zijn stelling overtuigend. Waarbij een handicap is dat weliswaar zeer veel informatie op internet te vinden is, maar dat de politie-informatie is geanonimiseerd, behalve waar het Eric en Dylan betreft. Daardoor is het niet helemaal zeker dat Krabbé de juiste conclusie trekt over met wie Dylan eigenlijk NBK had willen doen, met wie hij van de wereld af wilde, maar zoals gezegd, overtuigend is hij desondanks. Als ik het goed begreep zullen de geanonimiseerde namen over enkele jaren ook vrijgegeven worden, dus dan kan Krabbé zijn theorie nog eens checken. Ben benieuwd. Intussen heeft hij met dit boek een geweldige prestatie geleverd en is hij zo dicht gekomen als mogelijk is bij het begrijpbaar maken van het volstrekt onbegrijpelijke dat op Columbine op 20 april 1999 heeft plaatsgevonden.
Citaten:
Over het gezin Harris (dat nogal vaak is verhuisd omdat vader Wayne bij de luchtmacht werkt):
“Waar ze ook wonen, iedereen mag ze – het is een modelgezin. De jongens zijn leuk; Wayne en Kathy zijn aardig en gastvrij, betrokken bij de scholen en de clubs van hun zoons, de huiseigenarenvereniging – het gazon is altijd keurig gemaaid, de stoep schoon. Wayne basketbalt voor de deur met zijn zoons.” (p. 74).

Over het gezin Klebold:
“Ook het gezin Klebold was gastvrij en graag gezien. ‘Ze waren echt aardig en heel progressief,’ zegt Brooks Brown (een van de vrienden van Eric en Dylan) later. ‘Al het positieve dat je je maar voor kunt stellen,’ aldus een buurman. Vrienden van Byron en Dylan bleven vaak logeren, en noemden het huis hun buitenverblijf.” (p. 77)
Januari 1997:
“In deze tijd beginnen Eric, Dylan an Zack (REB, VoDkA en KiBBz) hun Rebel Missions – nachtelijke escapades waarbij ze, geheel in het zwart gekleed, vuurwerk afsteken en huizen vandaliseren, bij voorkeur van mensen aan wie ze de pest hebben. Eric doet daar verslag van op zijn website, waar iedereen het zou kunnen lezen. En dat terwijl het al een overtreding is om ’s nachts buitenshuis te zijn – Littleton heeft een avondklok voor jongeren. (…) Maar internet is nog het domein van de jeugd.” (p. 87)
31 maart 1997 begint Dylan een dagboek:
“Ik vraag me af hoe/wanneer ik zo verknipt ben geraakt. […] wanneer Dylan Benet Klebold overdekt raakte door deze entiteit die Dylans lichaam bevat… als ik naar de mensen op school kijk  - sommige goed, sommige slecht – dan zie ik hoe anders ik ben (…) Ik zie jocks die plezier hebben, vrienden, vrouwen, LEVENS, of nogal oppervlakkige bestaanswijzen, zoals onwetendheid een zegen is. Zij weten niet voorbij deze wereld (zoals ik dat doe in mijn gedachten of in werkelijkheid of in dit bestaan) en toch missen we allebei iets wat de ander bezit – ik mis de echte menselijkheid die Dylan ooit bezat,  & zij missen mijn overontwikkelde geest / verbeelding / kenniswerktuig. Ik ben hier niet thuis, de gedachte aan zelfmoord geeft me hoop, dat ik op mijn plaats zal zijn, waar ik ook naartoe ga na dit leven (…)” (p. 95/96).
Begin februari 1998 (zou het allemaal anders gelopen zijn als Eric’s ouders iets anders hadden gedaan?):
“Erics ouders ontdekken één of meer staafbommen op zijn kamer. Wanneer precies, en wat ermee gebeurt, is onduidelijk (…) Die vondst, ook als het maar één bom was, moet voor Erics ouders een vreselijk dilemma zijn geweest. Ze konden hopen dat hij er voro die inbraak met iets voorwaardelijks af zou komen – het was zijn eerste aanraking met Justitie. Met een bom erbij zou dat niet lukken, dan was zijn cv voorgoed bevlekt, en zijn toekomst misschien geruïneerd. Ze melden die bom(men) niet bij de politie (…)” (p. 130)
Woensdag 24 juni 1998, een reclasseringsambtenaar over Dylan:
“In haar laatste rapport schrijft Sanchez: ‘Aardige jongeman, beetje goofy, en een bizar gevoel voor humor, ik moet om hem lachen.’ En na nog wat zakelijke mededelingen: ‘Dat is alles wat ik te zeggen heb, Bye Bye!!!!’
En over Eric:
“’Muy facile hombre’ is haar afsluitende aanteking over hem.” (p. 170)
Woensdag 20 janurai 1999, uit het slotrapport over het ‘verbeterprogramma’ dat Eric en Dylan hebben moeten doorlopen:
“Prognose: ‘Goed. Eric is een zeer schrandere jongeman die waarschijnlijk in het leven zal slagen.”
(…)
Ook Dylan heeft het ‘voortreffelijk gedaan’.” (p. 229).
19 april 1999 schrijft Dylan tijdens een wiskundeles op een blocnote:
“Het is interessant, nu ik in mijn menselijke vorm ben, om te weten dat ik ga sterven. Alles heeft een vleugje onbelang, zoals die hele wiskundeflauwekul er niet toe doet. Zoals het ook hoort. De waarheid. Over 26.4 uur ben ik dood & in het geluk. Die kleine menselijke zombieflikertjes zullen hun fouten inzien, & voor eeuwig lijden & spijt hebben. HAHAHA, natuurlijk zal ik dingen missen. Maar niet heus.” (p. 284).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten